Zo ruim als mogelijk is

Iedere zondag komt in de kerk de collectezak met de D erop langs. Voor wie is dit geld eigenlijk bestemd?

L.M.P. Scholten over de diaconie

Enkele vragen en. antwoorden betreffende de taak der diakenen in het uitdelen der gaven aan behoeftigen.

– Aan wie delen de diakenen uit?
– Het artikel van onze Dordtse kerkorde, dat over de taak der diakenen handelt (artikel 25) spreekt van “behoeftigen, beide ingezetenen en vreemden.

– Wie worden daar bedoeld met “vreemden”?
– Historisch ziet dit op vreemdelingen, dikwijls vluchtelingen om des geloofs wille, die geen vaste woonplaats hadden en zich nu hier, dan daar bevonden.

– Wat volgt hieruit?
– Dat in strijd met de kerkorde de gedachte is, dat de diakenen de hun toevertrouwde gelden uitsluitend zouden mogen aanwenden ten behoeve van de leden der eigen gemeente. Zij mogen, indien de middelen het toelaten, er ook diakonale doeleinden elders mee steunen, bijvoorbeeld zustergemeenten die hun armen niet meer alleen kunnen verzorgen, of instellingen met een doel dat op diakonaal terrein ligt, of behoeftige en verdrukte geloofsgenoten elders in de wereld, of barmhartigheidsbetoon op het zendingsveld.

– Wat zegt het bevestigingsformulier daarover?
– “En gij diakenen, (…) bewijst weldadigheid aan alle mensen, maar inzonderheid aan de huisgenoten des geloofs.” Zie ook Galaten 6:10.

– Hoever strekt de hulp in de eigen gemeente zich uit?
– Naar de regel van Galaten 6:10 worde de kring zo ruim mogelijk getrokken: óók doopleden, gecensureerden en meelevenden.

– Hoeveel wordt er gegeven?
– Artikel 25 zegt: naar den eis der behoeftigen”, overeenkomstig het voorschrift des apostels dat de gemeenten de armen “genoegzame hulp” moeten doen (1 Tim. 5:16). Niet de inkomsten der diakonie, maar de nood der armen behoort de maatstaf te zijn. Indien de middelen der diakenen daartoe niet toereikend zijn, dienen de diakenen naar meer middelen om te zien.

– Hoeveel is “de eis der behoeftigen”?
– Te allen tijde het nodige voor het levensonderhoud. Maar is de kerk ertoe in staat, dan behoort zij meer dan het minimum te geven. De Schrift vermaant: Wanneer er onder u een arme zal zijn, een uit uw broederen, in een uwer poorten, in uw land dat de Heere uw God u geven zal, zo zult gij uw hart niet verstijven noch uw hand toesluiten voor uw broeder die arm is, maar gij zult hem uw hand mildelijk opendoen en zult hem rijkelijk lenen, genoeg voor zijn gebrek dat hem ontbreekt” (Deut. 15:7, 8). En de apostel geeft de regel: Maar opdat uit gelijkheid, in dezen tegenwoordigen tijd, uw overvloed zij om hun gebrek te vervullen; opdat ook hun overvloed zij om uw gebrek te vervullen, opdat er gelijkheid worde; gelijk geschreven is: ie veel verzameld had, had niet over, en die weinig verzameld had, had niet te weinig” (2 Kor. 8:14, 15). Zie ook Ps. 112:9. Spr. 11:24, 25. 1 Joh. 3:17 en vele andere plaatsen.

– Wat dient de grondregel te zijn?
– Dat in de uitdeling uitkome, dat de behoeftigen gaven ontvangen in de naam van Christus uit de schat der liefde. De wortel van het diakonaat ligt in de dienst die Christus Zelf aan Zijn kerk bewijst. De leden der gemeente stellen overeenkomstig de in de vorige vraag genoemde Schriftplaatsen de diakenen in staat, in hun ambt als uitdelers (Rom. 12:8) in Christus’ naam barmhartigheid te betonen.

– Wat heeft de synode van 1962 dienaangaande uitgesproken?
– “Verder is de vergadering van oordeel, dat de diakonieën de behoeftigen, zo ruim als mogelijk is, hebben te bedelen en dat de gemeenten elkander zo nodig zullen bijstaan.” (Synode 1962, Artikel 7.3)

– Mogen de diakenen van een behoeftige eisen, dat eerst eigen bezit (bijvoorbeeld huis, spaarbankboekje) te gelde gemaakt en opgebruikt wordt, alvorens een beroep gedaan kan
worden op ondersteuning?
– In gevallen van tijdelijke ondersteuning (bijvoorbeeld wegens hoge ziektekosten) zou zulk een eis onbarmhartig en onnodig krenkend zijn. In gevallen van blijvende ondersteuning (bijvoorbeeld aan bejaarden) dient de algemene welstand van de gemeente in deze de maatstaf te zijn.

– Mogen de diakenen aan de ondersteuning de voorwaarde verbinden, dat zij later – indien mogelijk – terugbetaald wordt?
– In genen dele. Dan zou het geen gave meer zijn, maar een lening, Lukas 6:34.

– Mogen de diakenen steun onthouden aan verzekerden?
– Neen. De synode van 1919 sprak uit, “dat wij het verzekeren in strijd achten met het geloof in de voorzienigheid Gods; doch voorts de verzekering (zowel als de vaccinatie) achten te behoren tot de conscientiegevallen, waartegen de kerk alleen lerend optreedt” (Synode 1919, Artikel 14B). Wel hebben de diakenen het recht, in geval van brand, ziekte of dergelijke te vragen of betrokkene enige verzekeringsuitkering krijgt. Wanneer de niet verzekerde kosten zo groot zijn dat er toch van behoefte sprake is, dient er geholpen te worden.

– Wat sprak de synode van 1922 ten aanzien van dergelijke gevallen uit?
– “In een der gemeenten bestaat voortdurend verschil over het al of niet diakonaal ondersteunen van hen die tevens trekken uit de Invaliditeitswet. De diakonie ter plaatse wil gaarne volle uitdeling naar behoefte voor haar rekening nemen en meer geven dan de wet bij invaliditeit of ouderdom toekent. Een der behoeftige leden der gemeente echter wil, hoewel hem vijf gulden per week meer is toegezegd dan hij van de raad van arbeid ontvangt, zo hij deze ouderdomsrente weigert, trots alle vermaning van de rente niet afzien. De kerkeraad oordeelde hem dan ook niet te ondersteunen; één van beide óf Invaliditeitswet óf diakonale verzorging. Door te geven waar de rente aanvaard wordt, meende de diakonie de verzekering te steunen. De classis Goes was aanvankelijk van hetzelfde oordeel; doch de zuidelijke particuliere synode, zich aansluitend bij de uitspraak der generale synode van Rotterdam, dat tegen verzekering, als behorende tot de conscientiegevallen, alleen lerend zal worden opgetreden, sprak uit, dat de kerkeraad niet verder gaan kon, en dus de ondersteuning niet mocht inhouden, wijl ook bij inhouding de arme aan den lijve wordt gestraft, en de niet-behoeftige vrij om de rente gaan kan. Hoewel enkele leden vóór onthouding pleiten, neemt de synode met 19 tegen 1 stem en 3 onthoudingen het voorstel aan: De synode, hoewel betreurend het verzet van bedoelde leden, is van oordeel dat, wijl de
kerkelijke straf geestelijk is, de diakonie gehouden blijft, de leden te ondersteunen, zolange tijd zij lid zijn, ook al werden zij gecensureerd; dat wijl de kerk niet met censuur tegen verzekering optreedt, het zeker niet op de weg der diakonie ligt, over eens anders conscientie te heersen en te straffen met inhouding van hetgeen de behoeftige tot onderhoud nodig is.” (Synode 1922, Artikel 6).

Zo ruim als mogelijk is